Skip to main content

“Mijn vrouw kan nog praten, maar je kunt geen gesprek meer met haar voeren. Ze herkent zichzelf niet meer op een foto. Ik ben een halve weduwnaar.” Aan het woord is Sierk Roorda (85). Zijn vrouw Fie, die in januari 87 wordt, woont sinds 2008 op de afdeling Mijnzicht van zorgcentrum Emmastaete. Vorig jaar vierden ze er hun 65-jarig huwelijk. “Ik heb diep respect voor de personeelsleden op die afdeling. Ik laat haar hier met een gerust hart achter.”

Zo’n tien jaar geleden begon de dementie van mevrouw Roorda. Na een aantal jaar ging ze naar de dagbehandeling, tot dat niet meer volstond. Ze zwierf ’s nachts door het huis, liet de kraan of het gas open staan. Meneer Roorda deed geen oog meer dicht. “Zeker toen ik een hartaanval had gehad, ging dat thuis gewoon niet meer. Je stelt het zo lang mogelijk uit. Je zou het liefst tegen iedereen zeggen: ‘We redden ons wel’. Maar je moet realistisch zijn.” Na anderhalf jaar dagbehandeling, kwam ze via een noodopvangplek en een kort verblijf in zorgcentrum Pius, in 2008 terecht in Emmastaete. “Ik wilde haar graag zo dichtbij mogelijk hebben, omdat ik haar vanaf het begin dagelijks bezoek.”

Fysiek sterk

Iedere middag haalt hij haar op. “Ik neem haar mee naar huis, of we wandelen wat in de buurt.” Beide zijn ze fysiek nog heel sterk. “Mijn vrouw is lichamelijk sterker dan ik. Het personeel heeft soms moeite haar bij te houden op de gangen. Maar geestelijk is ze helemaal leeg.”
Het was een moeilijk proces, de afgelopen tien jaar. “In het begin, toen ze nog boos of opstandig was, vond ik het moeilijker dan nu. Nu lacht ze altijd en is ze in het moment heel gelukkig. Ze zegt ook vaak tegen me: ‘Wat hebben we het nog goed samen, he?’ Als we bij mij thuis op de bank zitten, valt ze tegen me aan in slaap. En dan ben ik toch blij dat ik haar nog heb.”

Leugen

Hij omschrijft hun leven nu als ‘een leugen’. Elke keer als hij haar weer achterlaat in Emmastaete, moet hij een smoes verzinnen waarom ze niet mee mag. Hij was vroeger officier bij de politie. “Dan zeg ik dat ik moet werken, of een vergadering heb. Meestal loopt ze met mee naar de lift en moet het personeel haar afleiden zodat ik weg kan. Ik heb diep respect voor de medewerkers. Ze hebben veel mensenkennis, ook de jonge stagiaires. Je moet echt een soort roeping hebben om dit werk te doen. Als mijn vrouw niet wil eten, blijven ze het proberen. Ze helpen haar met aankleden, wassen. Ze weten precies hoe ze met haar om moeten gaan.”

Tevreden

Meneer Roorda is tevreden over de zorg voor zijn vrouw. Eens in de zoveel maanden zit hij aan tafel met alle behandelaars om de gang van zaken te bespreken. Iedere twee weken gaat hij mee naar het zwembad, waar de Mijnzichtbewoners kunnen zwemmen in warm water. “Ik ben echt tevreden. Je moet accepteren dat niet alles 100% ideaal is in zo’n situatie. Maar de mensen doen hier al meer dan ze eigenlijk kunnen.”